Veel hedendaagse popmuziek is superstrak. Alles loopt in één tempo, zonder afwijking. En als er ergens een break valt, kun je er bijna de klok op gelijk zetten – tot op de milliseconde. En dat is krachtig. Het geeft structuur, drive en energie.
Maar wat óók krachtig is, is als diezelfde artiesten live spelen. Akoestisch. Alleen. Met wat meer vrijheid in tempo. Dan gebeurt er iets. Een intro kan ineens net wat sneller zijn, of juist vertragen richting het einde. Die kleine afwijking wekt spanning op. Je luistert anders. Je voelt het.
Een moment van stilte dat net even iets langer duurt, kan je op het puntje van je stoel brengen. Wat gaat er komen? En wanneer? Soms ontstaat er een vertraging in het slotakkoord, of juist een versnelling – als een soort uitroepteken aan het einde van een zin.
In cabaret of kleinkunst is dit volkomen normaal. Daar is timing onderdeel van de vertelkunst. Maar ook grote artiesten uit de pop en rock spelen ermee. Denk aan Billy Joel, Freddie Mercury, Elton John. Of luister naar live-opnames van John Legend, Lady Gaga of Alicia Keys. Juist in die versies hoor je vrijheid, vertraging, versnelling – ruimte.
Het principe is eenvoudig. Maar wat het met een luisteraar doet – of met een hele zaal vol mensen – is bijzonder.
Geef een reactie